Expliciete Directe Instructie model: ‘Effectieve instructie is de beste manier om betrokkenheid in de les te verhogen en gedragsproblemen te voorkomen.

Auteur: Basten Berg
Gepubliceerd: 12 september 2024
Redacteur: Gezocht
‘Wil je dit artikel redigeren? Dat kan! Heb je een foutje gevonden of mis je informatie? Stuur dan een mail naar bastenberg@eenmeesterinleren.nl en help zo mee om het onderwijs te verbeteren.

Inhoudsopgave

  1. Wat houdt het EDI model in?
  2. Welke stappen heeft het EDI-model?
  3. Heeft EDI altijd acht fases?
  4. Door wie is het EDI-model bedacht?
  5. Wat is een goede EDI les?

Welkom op het platform eenmeesterinleren.nl. Een plek voor leraren, andere onderwijsprofessionals en iedereen die geïnteresseerd is in het Expliciete Directe Instructie van Hollingsworth en Ybarra.

Foto: John Hollingsworth
Foto: John Hollingsworth
Bron: dataworks-ed.com
Foto: Silvia Ybarra
Foto: Silvia Ybarra
Bron: dataworks-ed.com

Vanuit mijn achtergrond als leraar biologie, onderwijskundige en lerarenopleider schrijf ik artikelen en maak ik video’s om fundamentele theorieën over onderwijs, leren en lesgeven begrijpelijk aan te bieden. Op de community voor leraren vind je een overzicht van alle uitgewerkte theorieën, geordend per thema en een groep collega’s om samen mee te leren.

Na het lezen van dit artikel ken je de fases van het EDI-model en weet je wat er binnen de fases moet gebeuren om deze effectief te maken en kun je het model gebruiken om zelf een effectieve les voor te bereiden.

1. Wat houdt het EDI model in?

Het EDI-model is een, op meer recent onderzoek gebaseerde, doorontwikkeling van het klassieke DI-model. Zie voor meer informatie hierover het artikel over het ‘DI-model‘. De officiële door Schmeier vertaalde Nederlandse versie van het EDI-model zie je hieronder.

Figuur: Titel EDI-model (NL)
Figuur: Titel EDI-model (NL)
Bron: onderwijsgek.nl

Het expliciete karakter van EDI-model bestaat eruit dat de leerkracht duidelijke leerdoelen stelt, deze aan het begin van de les benoemt en een constante controle van het begrip op de doelen uitvoert. De leerling wordt hierdoor voorzien van feedback op de inhoud. Het EDI-model start, net zoals in het originele DI-model, met hoge docentsturing die geleidelijk overgaat in gezamenlijke sturing en/of leerlingsturing. Lees voor meer informatie over docentsturing ook het artikel over de ‘Mate van zelfsturing van Vankan‘.

‘Deze video is gewoon vrij te gebruiken! Link wel even naar ‘https://eenmeesterinleren.nl/edi-model/

2. Wat zijn de stappen van het EDI-model?

Het EDI-model werkt volgende acht fases:

  1. het Lesdoel,
  2. het Activeren van voorkennis,
  3. de Instructie,
  4. de begeleide inoefening,
  5. de Kleine’ lesafsluiting,
  6. de zelfstandige verwerking in de klas,
  7. de Periodieke terugblik en
  8. de Terugkoppeling.

Ik leg de fases hieronder één voor één verder uit

Titel EDI-model (NL)-onderwijspraktijk-Modellen-Eenmeesterinleren.nl.014
‘Deze afbeelding is gewoon vrij te gebruiken! Link wel even naar https://eenmeesterinleren.nl/edi-model/

Fase 1: Het Lesdoel

In deze fase wordt de aandacht gericht op de leerdoelen van de les. Hierdoor weten de leerlingen wat het doel is waaraan gewerkt wordt. Het is hierbij cruciaal dat het leerdoel helder en goed geformuleerd is. Bijvoorbeeld, bij het vak Frans zou een leerdoel kunnen zijn: “De leerling kent tien woorden over de supermarkt.” Dit geeft duidelijkheid over wat de leerling moet doen en op welk niveau. Een oude stagebegeleider zei ooit tegen me: “Ik moet je les op elk moment kunnen stoppen en de leerlingen kunnen vragen: ‘Wat is het leerdoel?’. Elke leerling moet dat dan kunnen beantwoorden. Zo niet, dan ben je af!” Zonder leerdoelen is er geen effectief leerproces. Voor meer informatie over het formuleren van leerdoelen kun je de reeks artikelen over leerdoelen en taxonomieën bekijken.

In deze fase is het ook belangrijk om het belang van het leerdoel voor de leerlingen aan te geven. Een collega van mij gaf ooit een les economie waarbij leerlingen een prijsvergelijking moesten maken tussen verschillende mobiele abonnementen en de telefoons die daarbij horen. Zijn opmerking vooraf was: “Je wilt toch niet afgezet worden door providers? Straks loop je met een oude telefoon rond en lachen je vrienden je uit omdat je te veel betaalt!” Het aangeven van het belang van het lesdoel kan enorm helpen. Als je het belang niet kunt bedenken, vraag jezelf dan af of het onderwerp wel gegeven moet worden. Soms is eerlijk zijn over het feit dat iets alleen voor een toets nodig is, soms ook voldoende, al is dat natuurlijk niet ideaal.

Fase 2: Het Activeren van Voorkennis

In deze fase wordt de voorkennis van de leerlingen geactiveerd. Dit helpt om aan te sluiten bij wat ze al weten en zorgt voor effectiever leren. Het ophalen van voorkennis helpt leerlingen om nieuwe informatie beter te koppelen aan hun bestaande cognitieve schema’s of om nieuwe schema’s te creëren wanneer oude schema’s niet toereikend zijn. Voor meer informatie, lees ook het artikel over ‘de werking van het geheugen‘ en ‘Assimilatie en accommodatie’.

Fase 3: De Instructie

Hier biedt de leraar de nieuwe leerstof aan door uitleg te geven aan de klas. Het is van belang dat deze uitleg aansluit op de lesdoelen. John Biggs noemt dit ‘constructive alignment‘. Houd de instructie kort, want lange verhalen kunnen ervoor zorgen dat leerlingen hun aandacht verliezen. Een valkuil voor veel enthousiaste docenten is dat ze te veel willen vertellen. Schrappen is vaak de sleutel tot succes, maar zorg ervoor dat de inhoud behouden blijft. Het gaat erom dat de leerlingen betrokken blijven bij de lesdoelen.

In de instructiefase van het EDI-model wordt onderscheid gemaakt tussen concepten (declaratieve kennis) en vaardigheden (procedurele kennis). Begin met de uitleg van concepten door de denkstappen klein en expliciet te maken. Dit zijn stappen die je zelf niet meer bewust maakt als je de stof al beheerst. Docenten die dit effectief doen, maken deze stappen inzichtelijk, bijvoorbeeld door hardop te denken. Visuele schema’s, zoals stappenplannen, boomdiagrammen en tijdlijnen, kunnen ook helpen om de informatie te ordenen. Voor vaardigheden kun je modelleren, waarbij je een handeling voordoet zodat de leerlingen deze kunnen kopiëren. Lees voor de specifieke stappen van modeleren ook het artikel ‘Modelleren van Bandura

Constante terugkoppeling naar leerlingen en feedback op het leren is een belangrijk aspect van het EDI model. Doe daarom constante controle van begrip. Hiermee voorzie je de leerlingen van feedback. Doe na je instructiefase ook een controle op begrip. Ga na of alle leerlingen de lesstof begrepen hebben. Hierbij is het belangrijk dat je iedereen voldoende tijd geeft om na te denken en een antwoord laat formuleren.

De controleren van begrip kan op verschillende manieren. Een eenvoudige manier is een aantal controlevragen stellen. Dit kan dan met behulp van digitale tools zoals google forums, kanoot off mentimeter maar ook analoog met een aantal vragen klassikaal of op het bord en een stuk papier of wisbordje.

Eindig de instructiefase met een samenvatting van de hoofdzaken. Ik vind het prettig om deze samenvatting te zien als het kortst mogelijke antwoord op de lesdoelen. Vaak zelfs zo kort dat het antwoord zonder de context van de les eigenlijk niet volstaat. In sommige gevallen zorgt de eerder beschreven controle van begrip al voor een geschikte samenvatting.

Als veel leerlingen de stof niet begrepen hebben, doe je zelf en de leerlingen een plezier, ga niet door naar de zelfwerkzaamheid, maar ga terug naar de instructiefase en besteed meer tijd aan het uitleggen van de stof.

Fase 4: Begeleide Inoefening

In deze fase oefenen de leerlingen met de nieuwe leerstof, terwijl de docent hen begeleidt. Dit kan zo simpel zijn als het maken van opdrachten uit het boek. Het doel is dat leerlingen de nieuwe stof verwerken. Zorg ervoor dat de oefenopdrachten aansluiten op de leerdoelen (constructive alignment).

In de praktijk zul je, voordat leerlingen aan de slag kunnen met oefenen, eerst een werkinstructie geven over de opdracht. In deze instructie gaat het niet over de lesstof zoals in Fase 2. Het doel van de instructie is dat leerlingen zelf aan de slag kunnen met de opdracht. Hiervoor kun je het volledige instructie model gebruiken. Zorg dat de leerlingen in je instructie antwoord krijgen op de vragen: Wat moet ik doen en waarom? hoe moet ik de opdracht doen? Wat moet ik doen als ik hulp nodig heb? hoeveel tijd heb ik ervoor? wat moet de uitkomst zijn en wat gebeurt hiermee? En wat moet ik doen als ik klaar ben? Bekijk voor meer informatie het artikel over ‘volledige instructie‘. 

Verder is het ook tijdens deze instructie van belang dat je het kort houdt. Is de opdracht erg complex en heb je echt een lange uitleg nodig? gebruik dan ondersteuning zoals het bord of Knip de opdracht op in stappen. 

Fase 5: Kleine Lesafsluiting

In deze fase controleert de leerkracht of de leerlingen het leerdoel hebben behaald, voordat de leerlingen beginnen met de zelfstandige verwerking. Dit voorkomt dat fouten ingeslepen worden tijdens de zelfstandige verwerking. De leraar bepaalt op basis van de controle of het tijd is om door te gaan naar fase 6, de Zelfstandige verwerking in de klas.

Wanneer de lesdoelen nog niet voldoende behaald zijn is er meer instructie of begeleide inoefening wenselijk. Wanneer je in fase zes gaat differentiëren is dit hét moment om leerlingen in te delen en bijvoorbeeld te bepalen welke leerlingen zelfstandig gaan oefenen en welke leerlingen deelnemen aan de verlengde instructie. Lees voor meer informatie over differentiëren in het DI model ook het artikel over ‘het Interactieve, Gedifferentieerde, Directe Instructie model, afgekort het IGDI- model.

Zorg tijdens deze lesafsluiting voor individuele aansprakelijkheid. Niemand moet zich kunnen verstoppen achter de groep, of een gevoel hebben dat te kunnen. Het is bewezen dat het uitdelen van beurten NIET zorgt voor individuele aansprakelijkheid. Wat wel werkt, is het gebruik van een vissenkom om namen te trekken of ijslollystokjes met namen er op. Ik gebruik zelf vaak een digitale tool zoals wheelofnames.com.

Het gaat erom dat de controle op begrip voor alle leerlingen geldt. Nu denk je misschien wat een hoop gedoe, als ik iemand de beurt geef, is het toch ook geregeld. Dat klopt NIET. Individuele aansprakelijkheid is zowel voor motivatie, ordeproblemen en leerrendement een sterke tool. Individuele aansprakelijkheid kan overigens ook ingezet worden tijdens fases zoals de zelfwerkzaamheid. Bekijk voor meer informatie het artikel over ‘individuele aansprakelijkheid‘.

Fase 6: Zelfstandige Verwerking in de Klas

In deze fase gaan de leerlingen zelfstandig aan het werk met de verwerking en toepassing van de stof. De stof moet in het verlengde liggen van de voorgaande fase met een meer zelfstandig karakter. Dit doe je door de sturing vanuit de docent te verminderen en leerlingsturing te vergroten. Zorg er wel voor dat leerlingen weten wat de bedoeling is doormiddel van een volledige instructie. Wanneer leerlingen zelfstandig aan het werk zijn, heb jij tijd om verlengde instructies te geven of individuele leerlingen te helpen. Hogere mate van leerlingsturing en differentiatie in de les maken de volledige instructie nog belangrijker in deze fase.

Dat leerlingen zelfstandig aan het werk zijn betekent niet dat jij vrij bent. Een actieve houding van de docent maakt deze fase effectief. De rol van de leraar in deze fase is de facilitator van het leerproces. Gebruik je tijd als facilitator en geef feedback, uitleg, aanmoediging en extra uitdaging aan alle leerlingen!

Het EDI-model schrijft voor om alleen te beginnen aan Fase 6 wanneer in fase 5 blijkt dat de leerdoelen behaald zijn. Het kan ook anders, meer leerling gestuurd. Hierbij kun je denken aan onderwijsvormen zoals onderzoekend leren en probleemgestuurd onderwijs. Ik illustreer het met een kort voorbeeld.

Voorbeeld

Wanneer je fase 4 de begeleide oefenfase heel kort houdt of zelfs weg laat. Kun je je leerlingen ook direct zelfstandig aan het werk zetten, mits je een goed vormgegeven complexe opdracht geeft met de benodigde hoeveelheid scaffolding. Je bent als docent dan direct de facilitator van het leerproces. Zie ook mijn les over vliegtuigen, die online staat, ter illustratie. Hierin zie je dat mijn studenten direct zelfstandig aan de slag gaan met het maken van een papieren vliegtuigje dat zo ver mogelijk vliegt. Het doel hiervan is het verwerken van de lesstof uit  fase 2. Hierin hebben ze geleerd hoe je je vleugels zo kunt maken dat een vliegtuig ver vliegt. De leerlingen hebben mij als docent in principe niet nodig. Er vindt dus geen sterk begeleide inoefening plaats. Ik loop wel rond voor vragen, geef feedback en bewaak de orde. De eerder gegeven volledige instructie helpt bij het houden van de orde omdat ik daar de kaders heb gegeven waarbinnen de opdracht uitgevoerd moet worden.

Fase 7: Periodieke Terugblik

In deze fase kijkt de docent samen met de leerlingen terug op de inhoud die is geleerd in een bepaalde periode. Dit kan per les zijn, maar ook een lesweek of een hoofdstuk uit het boek. Plaats de stof in deze fase in het grotere geheel van voorgaande lessen. Herhaal en controleer wat de leerlingen hebben geleerd. Het nakijken van de opdrachten, of een paar van de opdrachten is een passende activiteit. Geef hierbij ook de relevantie van de stof voor de leerlingen nogmaals aan. Een belangrijk doel is dat de stof periodiek herhaald wordt.

Fase 8: Terugkoppeling

In deze fase wordt feedback gegeven op het proces. Hoe is er geleerd? Wat ging er goed? Wat ging er minder goed en wat behoeft in de volgende les aandacht? De aanmoediging en het richting geven van het leren van de leerling staat hier centraal. Deze procesfeedback vindt ideaal gezien niet alleen in de laatste fase van de les plaats, maar is een constante in elke fase van de les.

Voorbeelden van typische activiteiten in deze fase zijn: het invullen van een lesevaluatie, nabespreken van de les met de leerlingen, vooruit kijken naar de volgende les, en huiswerk opgeven.

3. Heeft EDI altijd acht fases?

Je kunt ook bronnen vinden met een ander aantal fases van het EDI-model. Varianten die je online veel tegenkomt wijken veelal op twee punten af: 

  • De instructie in concept en vaardigheden zijn losse fase. In dit artikel is deze als één fase met een losse focus op instructie op concept aan bod gekomen. 
  • De afsluitende fases aan het einde van de les zijn soms niet benoemd of vrijwillig. In dit artikel heb ik deze afsluitende fases behouden en afzonderlijk benoemd.

4. Door wie is het EDI-model bedacht?

de betekenis van EDI is Explicit Direct Instruction in het Nederlands ook wel het Expliciete Directe Instructie genoemd. Het EDI-model is ontwikkeld in de Verenigde Staten door John Hollingsworth & Silvia Ybarra op basis van het gedachtegoed van het originele ‘DI-model‘.

Figuur: EDI-model (ENG)
Figuur: EDI-model (ENG)
Bron: dataworks-ed.com

In 2000 is het EDI-model vertaald en bewerkt voor het Nederlandse onderwijs door Marcel Schmeier. 

Figuur: Marcel Schmeier
Bron: onderwijsgek.nl

Het EDI-model is een, op meer recent onderzoek gebaseerde, doorontwikkeling van het klassieke DI-model. De officiële door Schmeier vertaalde Nederlandse versie van het EDI-model zie je hieronder.

Figuur: Titel EDI-model (NL)
Figuur: Titel EDI-model (NL)
Bron: onderwijsgek.nl

5. Wat is een goede EDI les?

Nog een korte toevoeging over de effectiviteit van het model zodat je weet wat een goed lopende les veroorzaakt. De meeste onderzoeken zijn het eens, dat de op het DI-model, gebaseerde modellen een positieve invloed hebben op de leeruitkomsten van leerlingen. Marcel Schmeier schreef hierover in zijn boek “Effectieve instructie is de beste manier om gedragsproblemen te voorkomen en betrokkenheid te verhogen.”

Voor het effectief inzetten van het DI-model is het juiste leraargedrag ook van belang. Effectieve leraren maken in het DI-model ook gebruik van de tien effectieve instructieprincipes van Rosenshire. Dit zijn zijn: Herhalen wat eerder geleerd is, leermateriaal opdelen in stappen, veel vragen stellen, moddeling, Leerlingen begeleiden bij het oefenen, na gaan of leerlingen de stof echt begrepen hebben, zorgen dat leerlingen succes tonen, scaffolds bieden bij moeilijke taken, zelfstandige oefening eisen en het regelmatig activeren van eerder geleerde kennis. Meer uitleg over deze tien instructieprincipes die elke leraar zouden moeten kennen vind je in het artikkel over de ‘instructieprincipes van Barak Rosenshine‘.

Speciaal voor het implementeren van het EDI-model in de onderwijspraktijk heb ik een lesvoorbereidingsformulier ontworpen. Je kunt het  formulier downloaden via de community voor leraren. Hieronder vindt je de link naar de community.

6. Wat is het verschil tussen EDI, ADI en DI?

EDI en ADI zijn bijde vormen van het DI-model maar let op! Bij het ADI-model ligt de nadruk op het activeren van voorkennis, terwijl het EDI-model vooral aandacht besteedt aan de instructiefase en het formatief toetsen van de voortgang.

er zijn meerdere versies van het DI-model zoals het IGDI en GRR waarbij het IGDI-model zich richt op het toepassen van differentiatie tijdens de les, terwijl het GRR-model de focus legt op het sturingsproces en het geven van gerichte instructie, met als doel de leerling zelfstandig te laten werken.

Op zoek naar praktische kennis over onderwijs en
een betrokken groep collega’s om samen mee te leren?

“Al je vragen over onderwijs, leren en lesgeven snel en op een pek beantwoord door
collega’s en andere experts”

‘Heb je vanuit je expertise of ervaring aanvullingen of kritiek op het artikel? Deze input is altijd welkom! Stuur dan een mail naar support@eenmeesterinleren.nl, zodat we informatie toe kunnen voegen of de fout kunnen herstellen!