Executieve functies en de 8 functies van Cooper-Kahn & Foster – Hersenen en leren Deel 7

Hoe je meer rust kunt creëren in jouw onderwijspraktijk, met kennis over leren..

Lesgeven zonder stress? Met hoge leerresultaten, gemotiveerde leerlingen en ontspannen leraren.

Samenvatting

xecutief functioneren kan omschreven worden als het doelgericht kunnen handelen en organiseren van gedrag. Je hebt dat nodig om te weten wat je moet doen in nieuwe, onbekende situaties.

De ontwikkeling van de prefrontale cortex gaat door tot in de late adolescentie. Soms wel tot op 25 jarige leeftijd. Bij leerlingen is deze prefrontale cortex dus nog steeds volop in ontwikkeling, met als gevolg dat de executieve functies die uitgevoerd worden in de prefrontale cortex dus ook nog niet volledig ontwikkeld zijn. Er worden in de literatuur verschillende rijtjes gebruikt van executieve functies. Zoals de drie kernfuncties: inhibitie, cognitieve flexibiliteit en werkgeheugen. Of de acht executieve functies: Plannen en organiseren, werkgeheugen, initiatief nemen, taakmonitoring, gedragsevaluatie, inhibitie, emotieregulatie en flexibiliteit.

Als docent heb je een belangrijke rol bij het ondersteunen van het executief functioneren van je leerlingen. Vier concrete aanwijzingen voor deze ondersteuning zijn: creëer een veilige cultuur in de klas, help bij het plannen, maak routines en richt het lokaal overzichtelijk in..

Ondersteun de executieve functies van je leerlingen want beter ontwikkelde functies zorgen voor meer aangepast en doelgericht gedrag.

Wat er aan bod komt in de video

Na het bekijken van deze video weet je wat Executief functioneren inhoudt en hoe dit er uitziet in jouw lespraktijk. Je kunt je verwachting van leerlingen afstemmen op de ontwikkeling van de hersenen en weet hoe je jouw leerlingen kunt ondersteunen bij het executief functioneren.

Koppeling met de generieke kennisbasis (GKB)
Domein A – De school als leeromgeving ➝ didactisch handelen van de docent Subdomein
A3 – Hersenen en leren
Kernconcepten: A3.3 – Executieve functies

Transcript van de video

Zie volledige transcript
🏁Wat komt er aan bod: IntroWelke (sub)onderwerpen worden in deze video behandeld?

Zonder ontwikkelde executieve functies geen aangepast en geen doelgericht gedrag! Hoe help je jouw leerlingen om hun eigen leren en gedrag in goede banen te leiden. 

Deze video gaat over executieve functies, de 8 functies van Cooper-Kahn & Foster en het ondersteunen van deze executieve functies.

🏁Wat komt er aan bod: LeeruitkomstenDe leerdoelen verteld als oplossing voor een probleem dat de kijker ervaart.

Na het bekijken van deze video weet je wat Executief functioneren inhoudt en hoe dit er uitziet in jouw lespraktijk. Je kunt je verwachting van leerlingen afstemmen op de ontwikkeling van de hersenen en weet hoe je jouw leerlingen kunt ondersteunen bij het executief functioneren.

🎞️(Optioneel) gaat het om een reeks? Waar gaan de andere video’s in deze serie over?🎞️(Optioneel) Welke voorkennis is er nodig/handig om deze video te bekijken?

De reeks hersenen en leren bevat meer video’s die je kunt kijken. Op de gratis community voor leraren vind je een handig overzicht van alle  video’s. Je vind de community via de link in de beschrijving van deze video.

💬 De uitlegSchrijf hier de uitleg tekst:

De hele dag door, sturen mensen en dus ook leerlingen hun eigen gedrag. Voorbeelden hiervan zijn het nemen van beslissingen, luisteren tijdens instructie, bedenken hoe een opdracht uitgevoerd kan worden en samenwerken.

Executieve functies zijn regelfuncties van de hersenen die essentieel zijn voor het sturen van gedrag en daarmee het realiseren van doelgericht en aangepast gedrag. De functies zijn in de onderwijspraktijk dan ook van groot belang om gedrag van leerlingen in goede banen te leiden. Want zonder ontwikkelde Executieve functies geen aangepast en doelgericht gedrag!

In deze video ga ik eerst kort in op wat executieve functies inhouden, daarna bespreek ik de ontwikkeling van de hersenen en de samenhang met de ontwikkeling van executief functioneren. Als laatste behandel ik een aantal specifieke functies en hoe je deze kunt ondersteunen in jouw onderwijspraktijk.

Executief functioneren kan omschreven worden als het doelgericht kunnen handelen en organiseren van gedrag. Dat heb je nodig om te weten wat je moet doen in nieuwe, onbekende situaties (Huizinga, 2007). Executieve functies zijn dus hersenprocessen waarmee we ons gedrag sturen. Je kunt executieve functies dan ook niet zien. Gedrag kun je wel zien. Hoe iemand zijn gedrag stuurt noemen we zelfsturing. Zelfsturing is een vorm van gedrag en kun je dus wel zien.

Omdat executieve functies zich in de hersenen afspelen is het voor een beter begrip van de ontwikkeling van de executieve functies nodig om te kijken naar de anatomie van de hersenen. In het voorste deel van de grote hersenen ligt de frontaalkwab, ook wel frontale cortex genoemd. In deze frontaalkwab wordt het zelfbewustzijn geregeld. Dit deel van de hersenen houdt zich bezig met problemen oplossen, plannen, spreken, schrijven, intelligentie, concentratie en zelfbeeld. Ook deel van de hersenen is op te delen in verschillende gebieden. Het voorste deel van de frontale cortex wordt de prefrontale cortex genoemd. Hier worden de executieve functies uitgevoerd.  Bekijk voor meer informatie ook de video over de werking van de hersenen en hersengebieden. 

Het brein is bij de geboorte van een kind nog niet volgroeid. De prefrontale cortex heeft een trage rijping en ontwikkelt zich bij elk kind in een ander tempo. De ontwikkeling van de prefrontale cortex gaat door tot in de late adolescentie. Dit loopt bij veel mensen door tot vijfentwintigjarige leeftijd.

Bij leerlingen op de middelbare school en in het mbo is deze prefrontale cortex dus nog steeds volop in ontwikkeling. Het gevolg hiervan is dat de executieve functies die daar uitgevoerd worden dus ook nog niet volledig ontwikkeld zijn. Een voorbeeld hiervan is de executieve functie plannen. Dit gaat bij adolescenten vaak fout. Hier kunnen zij vanwege hun hersenontwikkeling dus niet altijd wat aan doen! Als leraar kun je dus ook niet van adolecenten verwachten dat zij optimaal in staat zijn om hun gedrag te sturen. Het is belangrijk dat leraren deze ontwikkeling begrijpen en hun leerlingen hierin op de juiste manier ondersteunen. Je hoeft het gedrag dat hieruit voorkomt niet goed te keuren maar kunt er wel begrip voor hebben en leerlingen helpen in de ontwikkeling van de executieve functies. Als leraar kun je leerlingen bijvoorbeeld helpen bij deze ontwikkeling door ze eerst eenvoudige en daarna meer complexere planningsopdrachten te geven. 

Er worden in de literatuur verschillende rijtjes gebruikt van executieve functies. In deze video behandelen ik twee van deze rijtjes.

Het eerste rijtje met executieve functies dat ik behandel onderscheid de drie kernfuncties namelijk: inhibitie, cognitieve flexibiliteit en werkgeheugen. Ik zal termen deze één voor één toelichten.

Als eerste de kernfuntie Inhibitie. Inhibitie zorgt ervoor dat we ons kunnen inhouden of beheersen.

Denk bijvoorbeeld aan de situatie waarbij een medeleerling een gek geluid maakt tijdens de instructie van de docent. Blijven de andere leerlingen bij de instructie of laten zij zich afleiden?

Als tweede de kernfuntie cognitieve flexibiliteit. Hiermee kunnen we schakelen van activiteit of een probleem oplossen. De mate van cognitieve flexibiliteit bepaalt dus hoe snel een leerling kan wisselen van cognitieve activiteit. Denk bijvoorbeel aan de flexibiliteit die nodig is om om te schakelen van van de pauze naar een les situatie. Ook het schakelen van werkvormen of schakeken dat nodig is tijdens andere wisselmomenten binnen de les verijsen cognitieve flexibiliteit. 

Als derde het werkgeheugen. Hiermee wordt de informatie bewerkt van de activiteit waar je nu mee bezig bent. Leerlingen met een goed werkgeheugen kunnen snel kleine cognitieve activiteiten oplossen of informatie kort onthoudenonthouden.

Naast deze kernfuncties worden er in deze lijst nog andere, aanvullende, executieve functies onderscheiden zoals bijvoorbeeld plannen & organiseren en gedragsevaluatie.

Het tweede rijtje dat ik behandel is van Cooper-Kahn en Foster. Zij onderscheiden de acht executieve functies: Plannen en organiseren, werkgeheugen, initiatief nemen, taakmonitoring, gedragsevaluatie, inhibitie, emotieregulatie en flexibiliteit. Ik zal ook deze weer één voor één toelichten.

Als eerste plannen en organiseren; 

Voor effectief gedrag en doelgericht handelen is het nodig dat leerlingen structuur aan kunnen brengen in hun leven. Dat geldt voor structuur in hun omgeving. Hierbij kun je denken aan het ordenen van hun boeken in de boekenkast of het netjes houden van hun kledingkast, maar ook voor gestructureerd denken. Leerlingen die structuur in hun denken kunnen aanbrengen zetten leerstof overzichtelijk in een schema en delen dit op in kleine stappen. Ze kunnen bijvoorbeeld hun agenda overzien, afspraken maken én deze nakomen. Leerlingen die nog niet goed kunnen plannen en organiseren overzien en/of doorlopen niet alle stappen die nodig zijn om succesvol tot een bepaald doel of resultaat te komen. Een voorbeeld hiervan is een leerling die vergeet om op te komen dagen op een afspraak na de les en de leraar vergeefs laat wachten.

Als tweede het werkgeheugen; 

In het werkgeheugen wordt allerlei informatie voor korte tijd opgeslagen. Het is van belang dat in die korte tijd iets gedaan wordt met de informatie. De informatie kan op die manier worden bewerkt en opgeslagen in het langetermijngeheugen. Een goed functionerend werkgeheugen is ook nodig om informatie te prioritiseren en doelgericht allerlei taken uit te voeren, zoals boodschappen doen of een stappenplan uitvoeren. Leerlingen waarvan het werkgeheugen nog niet optimaal ontwikkeld is, vergeten eerder informatie die wel van belang is. Kijk voor meer informatie ook de video over de werking van het geheugen.

Als derde initiatief nemen;
Onder initiatief nemen verstaan we het starten met een taak of activiteit. Sommige leerlingen zijn in staat om dit eindeloos uit te stellen. Hierdoor lukt het niet om opdrachten binnen de beschikbare tijd af te krijgen. Initiatief nemen vraagt van de leerling om ideeën te genereren, een aanpak te bedenken en daar doelgericht mee aan de slag te gaan. Een leerling die moeite heeft met initiatief nemen loopt nog door de klas, op zoek naar pen en papier, als de anderen al lang aan het werk zijn.

Als vierde taakmonitoring;
Taakmonitoring is de vaardigheid van leerlingen om aan het werk te blijven als ze eenmaal begonnen zijn. Leerlingen die goed kunnen monitoren vragen zichzelf steeds af: of het goed gaat, wat ze nog moeten doen en hoeveel tijd ze daar nog voor hebben. Een leerling die niet goed kan monitoren komt er bijvoorbeeld kort voor het einde van de les achter dat hij de taak die hij aan het uitvoeren is, niet af gaat krijgen.

Als vijfde gedragsevaluatie;
Gedragsevaluatie is het vermogen om je bewust te zijn van je eigen gedrag, de sociale regels die gelden en het effect van je gedrag op anderen. Een leerling die moeite heeft met gedragsevaluatie merkt de signalen van de leraar niet of onvoldoende op en negeert de waarschuwing. Het gevolg kan zijn dat de leerling de klas uit wordt gestuurd en daar zeer verontwaardigd over is. Deze leerling heeft namelijk het gevoel niets verkeerd gedaan te hebben.

Als zesde inhibitie;
Inhibitie is het kunnen afremmen of stoppen van gedrag. De meeste leerlingen die zomaar iets door de klas roepen als de leraar instructie aan het geven is, begrijpen dat ze hiermee moeten stoppen als ze een paar keer non-verbaal en verbaal gewaarschuwd zijn. Zij doen dit vervolgens ook. Leerlingen die hier moeite mee hebben worden door leraren veelal als impulsief ervaren. Zij reageren snel op elke mogelijke prikkel en kunnen niet op tijd op de spreekwoordelijke rem trappen.

Als zevende emotieregulatie;
Emotieregulatie is het vermogen van leerlingen om emoties te herkennen bij zichzelf, deze te analyseren en er vervolgens adequaat mee om te gaan. Leerlingen die dit goed kunnen zijn niet snel van slag als er iets gebeurt dat hen emotioneel raakt. Ze kunnen zich beheersen als ze boos zijn en blijven rustig in situaties waarin ze angst of paniek ervaren.

Als achtste en laatste Flexibiliteit;
Cognitieve flexibiliteit zorgt ervoor dat leerlingen makkelijk kunnen overstappen van de ene naar de andere situatie of activiteit. Dit voorkomt dat ze ‘vast’ komen te zitten in denkprocessen of gedragspatronen. Leerlingen die moeite hebben met flexibiliteit raken van slag als dingen anders gaan dan anders. Een voorbeeld hiervan is een leerling die niet of slecht meer tot werken komt als een andere leraar onverwacht de les overneemt. Of waneer jij in je eigen les ineens een andere lesstructuur hanteert.

Zoals eerder al genoemd hebben leerlingen vanwege de nog onvolledige hersenontwikkeling ook nog een onvolledige ontwikkeling van de executieve functies. Foutjes die hieruit voortkomen zijn de leerlingen dus vaak niet helemaal aan te rekenen. Hiermee bedoel ik niet dat leerlingen niet verantwoordelijk zijn voor hun eigen gedrag maar wel dat enig begrip en ondersteuning vanuit een leraar verwacht kan worden. De school is een goede plek om executieve functies van leerlingen te ondersteunen en versterken. Op veel scholen voor voortgezet onderwijs wordt er in de onderbouw in mentorlessen veel aandacht besteed aan dit fenomeen. Cooper-Kahn & Foster geven hiervoor vier concrete aanwijzingen. Ik zal ze alle vier kort behandelen.

Als eerste aanwijzing Creëer een veilige cultuur in de klas.
Als je er voor zorgt dat er een sfeer in de klas heerst waarin fouten gemaakt mogen worden, ondersteun je leerlingen in het ontwikkelen van hun executieve functies. Leerlingen die zich veilig voelen kunnen fouten maken en worden niet uitgelachen. Als leraar kun je voor veiligheid zorgen door leerlingen in groepjes te laten werken, zodat de druk van individuele leerlingen weggehaald wordt. Ook kun je de prestatiedruk wegnemen door taken als oefening te geven zonder dat er een beoordeling of cijfer aan gekoppeld wordt. Positieve feedback helpt leerlingen ook om te begrijpen welk leergedrag effectief en dus gewenst is. Wanneer leraren boos of ongeduldig worden als leerlingen niet goed gepland hebben, afspraken niet nagekomen zijn of impulsieve dingen doen, heeft dat vaak een averechts effect.

Als tweede aanwijzing Help bij het plannen.
Je kan leerlingen op allerlei manieren helpen met plannen. Ten eerste kun je als leraar de planning van de les zelf concreet maken, door deze bijvoorbeeld zichtbaar op een whiteboard te schrijven. Verder kun je leerlingen helpen met het plannen van huiswerk, en het inschatten van de tijd die nodig is om bepaalde taken uit te voeren.

Als derde aanwijzing Maak Routines.
Leerlingen die nog moeite hebben met plannen en organiseren zijn gebaat bij vaste routines. Je kunt voor veel gebeurtenissen in de klas routines ontwikkelen: routines voor de inloop, routines voor de instructie, voor het wisselmoment tussen activiteiten, het afnemen van een toets en het verlaten van de klas en ga zo maar door. De meeste leerlingen, met name de leerlingen die nog moeite hebben met plannen en organiseren, vinden het prettig als dit soort momenten voorspelbaar verlopen.

Als vierde aanwijzing Maak een Overzichtelijke Inrichting van de klas.
Ook met de inrichting van de ruimte kun je executief functioneren van leerlingen ondersteunen. Voor leerlingen is het prettig als de ruimte waarin ze les krijgen opgeruimd en overzichtelijk is, meubilair en materialen een vaste plek hebben en de aankleding functioneel is. Te veel decoratie, die niet relevant is, levert onnodig veel prikkels op. Je kunt als leraar de muren van het lokaal dus goed gebruiken voor geheugensteuntjes voor leerlingen of het visualiseren van regels en afspraken. Maar doe je leerlingen een lol en hang het lokaal niet helemaal vol. 

Zwak ontwikkelde executieve functies worden ook in verband gebracht met een aantal ontwikkelingsstoornissen, bijvoorbeeld ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder) en ASS (autistisch spectrum stoornis). Voor deze leerlingen is de ontwikkeling van executieve functies niet vanzelfsprekend. Ik zal kort op ADHD en ASS ingaan maar voor meer informatie over de ondersteuningsbehoefte van deze leerlingen raad ik je aan de video’s special educal needs (afgekort S.E.N) te bekijken.

ADHD is een ontwikkelingsstoornis met een grote variatie aan symptomen. Een aantal van de symptomen die vaak voorkomen bij leerlingen met ADHD zijn hyperactiviteit, impulsiviteit en problemen met plannen en organiseren. Dit zijn voorbeelden van executieve functies die minder goed ontwikkeld zijn. Leerlingen met ADHD hebben veel moeite om doelgericht gedrag te vertonen: ze hebben moeite om te beginnen met een taak en het werken aan de taak vervolgens vol te houden. Ze zijn snel afgeleid, kunnen zich moeilijk concentreren en zijn vaak chaotisch. Vaak hebben leerlingen met ADHD er baat bij om de executieve functies te ontwikkelen.

Leerlingen met een ASS hebben moeite met sociale interactie. Op het gebied van executief functioneren hebben zij problemen met de ‘warme’ executieve functies, zoals flexibiliteit, emotieregulatie en gedragsevaluatie. Leerlingen met ASS kunnen star zijn in hun denken en rigide gedrag vertonen. Ook ervaren ze al snel chaos in een omgeving waar structuur ontbreekt. Dit kan zijn in de vorm van regels maar ook een druk lokaal. Deze leerlingen zijn minder goed tot niet in staat om zelfstandig hun werk te plannen en te organiseren. Ook zij hebben baat bij extra aandacht voor de ontwikkeling van executieve fucnties. 

Als leraar kun je dus veel betekenen voor leerlingen met ADHD en ASS. Door ze te helpen met de ontwikkeling van de executieve functies, structuur te bieden, voorspelbaar te zijn in je gedrag, te zorgen voor een prikkelarme omgeving en begrip op te brengen voor hun beperkingen ondersteun je deze leerlingen in hun leerproces.

🔚 Outro samenvattingHerhaal het samenvattend het antwoord op de leerdoelen De samenvatting van de uitleg tekst zou een antwoord op de leerdoelen moeten zijn.

Deze video ging over executieve functies en executief functioneren. Executief functioneren kan omschreven worden als het doelgericht kunnen handelen en organiseren van gedrag. Je hebt dat nodig om te weten wat je moet doen in nieuwe, onbekende situaties.

De ontwikkeling van de prefrontale cortex gaat door tot in de late adolescentie. Soms wel tot op 25 jarige leeftijd. Bij leerlingen is deze prefrontale cortex dus nog steeds volop in ontwikkeling, met als gevolg dat de executieve functies die uitgevoerd worden in de prefrontale cortex dus ook nog niet volledig ontwikkeld zijn. Er worden in de literatuur verschillende rijtjes gebruikt van executieve functies. Zoals de drie kernfuncties: inhibitie, cognitieve flexibiliteit en werkgeheugen. Of de acht executieve functies: Plannen en organiseren, werkgeheugen, initiatief nemen, taakmonitoring, gedragsevaluatie, inhibitie, emotieregulatie en flexibiliteit.

Als docent heb je een belangrijke rol bij het ondersteunen van het executief functioneren van je leerlingen. Vier concrete aanwijzingen voor deze ondersteuning zijn: creëer een veilige cultuur in de klas, help bij het plannen, maak routines en richt het lokaal overzichtelijk in..

Ondersteun de executieve functies van je leerlingen want beter ontwikkelde functies zorgen voor meer aangepast en doelgericht gedrag.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Andere video’s van Eenmeesterinleren.nl