Cognitieve ontwikkelingstheorie van Jean Piaget (deel 1 van 3) – Ontwikkelingsfases

Hoe je meer leerresultaten kunt creëren in jouw onderwijspraktijk, met kennis over leren.

Wij helpen leraren in het PO, VO en MBO een ‘fulltime ontspannen’ werkweek te bereiken, met hoge leerresultaten, gemotiveerde leerlingen en ontspannen leraren.

Samenvatting

Deze video gaat over de vier ontwikkelingsstadia zoals beschreven door Jean Piaget. Tijdens de middelbare school zijn vooral de concrete operationele fase en de formele operationele fase van belang. In de concrete operationele fase gaan leerlingen logisch nadenken en de punten met elkaar verbinden. Dit doen ze met leermateriaal dat niet te abstract is en goed waarneembaar. In de formeel-operationele fase gaan studenten abstracter denken en kunnen ze hypothetisch denken. Bovendien zijn ze meer geneigd zichzelf objectief te observeren om hun eigen gedrag te beoordelen.

Wat er aan bod komt in de video

Deze video gaat over de cognitieve ontwikkelingstheorie van Jean Piaget. In deze video lopen we door de verschillende fasen waaruit de ontwikkelingstheorie bestaat. Aan het einde van deze video heb je inzicht in de vier ontwikkelingsfasen die kinderen doorlopen. Elke fase beschrijft de ontwikkeling en beperkingen van cognitie die daardoor de intellectuele capaciteiten en hun transformatie bepalen.

Koppeling met de generieke kennisbasis (GKB)
Domein A – Tekst moet nog geplaatst worden
Subdomein – Tekst moet nog geplaatst worden
Kernconcepten – Tekst moet nog geplaatst worden

Transcript van de video

Zie volledige transcript

Deze video gaat over de cognitieve ontwikkelingstheorie van Jean Piaget. In deze video lopen we door de verschillende fasen waaruit de ontwikkelingstheorie bestaat.

Er zijn meerdere video’s in deze serie over persoonlijke ontwikkeling. Bijvoorbeeld de video over de ontwikkelingstheorie van Kohlberg, de video’s over de persoonlijke ontwikkelingstheorie van Erikson, de video over ecologische systeemtheorie van Bronfenbrenner en de video over seksuele ontwikkeling en morele ontwikkeling.

Aan het einde van deze video heb je inzicht in de vier ontwikkelingsfasen die kinderen doorlopen. Elke fase beschrijft de ontwikkeling en beperkingen van cognitie die daardoor de intellectuele capaciteiten en hun transformatie bepalen.

De cognitieve ontwikkelingstheorie wordt uitgelegd in drie aparte video’s. De eerste video dient als inleiding tot de ontwikkelingstheorie van Jean Piaget. In de tweede video bespreken we het epigenetische principe. In de derde video gaan we dieper in op Cognitief egocentrisme dat deel uitmaakt van de vier ontwikkelingsfasen.

Deze video gaat over de vier ontwikkelingsfasen zoals beschreven door Jean Piaget. Deze vier fasen maken deel uit van de cognitieve ontwikkeling. Cognitieve ontwikkeling betekent de ontwikkeling van intelligentie. Jean Piaget was een Zwitserse psycholoog. Hij leefde van 1896 tot 1980. Hij hield zich bezig met onderzoek naar de cognitieve ontwikkeling van kinderen. Zijn werk is van grote invloed geweest op het moderne denken over onze kennis van cognitieve ontwikkeling. Piaget maakt onderscheid tussen vier verschillende ontwikkelingsstadia; De sensomotorische fase (die duurt vanaf de geboorte tot ongeveer 18 maanden oud), de pre-operationele fase (die duurt van 18 maanden tot 7 jaar), de concrete operationele fase (die duurt van 7 tot 11 jaar) en de formeel operationele fase (die begint wanneer kinderen ongeveer 12 jaar oud zijn). Deze leeftijden zijn slechts een indicatie van wanneer die bepaalde fase plaatsvindt. Ze laten in feite de volgorde zien waarin cognitie zich ontwikkelt. In deze video gaan we dieper in op de vier fasen.

De eerste fase, de sensomotorische fase, loopt vanaf de geboorte tot ongeveer 1,5 jaar. De gedachten van de baby bestaan ​​voornamelijk uit de basiservaringen van de zintuigen. Het proeft, voelt objecten en verkent daarbij de wereld om zich heen. Vanaf ongeveer zes maanden wordt objectpermanentie ontwikkeld. Dit betekent dat een kind zich realiseert dat een object of persoon nog steeds aanwezig is, ondanks dat het het object of de persoon in kwestie niet kan zien. Om een ​​voorbeeld te geven, wanneer een speelgoedauto onder een kleed wordt geplaatst en het kind gaat op zoek naar de speelgoedauto, dan is er objectpermanentie aanwezig. Als objectpermanentie niet aanwezig was, zou het kind de speelgoedauto niet zoeken, want wat het kind betreft, die bestaat niet.

De volgende fase, de pre-operationele fase, vindt plaats tussen de leeftijd van 18 maanden tot de leeftijd van 7 jaar. In deze fase draait alles om het kind zelf. Kinderen hebben weinig empathie en kunnen de invloed van hun gedrag op een ander persoon of situatie niet inschatten. Ze bekijken alles vanuit het egocentrische perspectief. Een voorbeeld daarvan is zichtbaar in de bovenste afbeelding. Hierboven zie je drie auto’s op een racebaan. Een rode auto, een groene auto en een blauwe auto. Als je een kind in de pre-operationele fase vraagt ​​hoe de auto’s in het onderste deel van het circuit zullen worden besteld, zullen ze zeggen dat de auto’s in dezelfde oorlog zullen worden besteld, namelijk eerst rood, dan groen en tenslotte blauw. Ze hebben niet het ruimtelijk inzicht om te zien dat de auto’s door de bocht gaan en zijn daarom op een andere manier georganiseerd, wat betekent dat de kleuren een andere volgorde hebben. Kinderen zijn in deze fase erg leergierig en nieuwsgierig. Centraal in deze fase staat dat kinderen dierlijk denken. Ze geloven dat levenloze voorwerpen zoals knuffelbeesten gevoelens hebben en op dezelfde manier leven als mensen. Fantasie en werkelijkheid worden dus niet duidelijk gescheiden. Dit is de reden waarom kinderen in deze fase in de kerstman geloven, zelfs als je een driejarige vertelt dat de kerstman niet echt is. Zelfs als hij zijn eigen vader ziet veranderen in de kleding van de kerstman zal hij ervan overtuigd zijn dat zijn eigen vader is verdwenen en dat de kerstman zijn plaats heeft ingenomen. In deze fase leren kinderen kleuren en getallen sorteren zoals je in onderstaande afbeelding kunt zien. Bovendien beginnen ze regels te begrijpen en vinden het belangrijk om zich aan die regels te houden. Ze leren symbolen te begrijpen, worden beter in tekenen en de taalontwikkeling versnelt in deze periode. Ze noemen alles wat ze kunnen aanwijzen.

De volgende fase is de concrete operationele fase die duurt van ongeveer 7 jaar tot 12 jaar. In deze fase leren kinderen logisch denken. Een belangrijk aspect hiervan is objectconservering. Dit houdt in dat het kind zich realiseert dat objecten van vorm kunnen veranderen, maar dat de hoeveelheid hetzelfde blijft. Een voorbeeld hiervan is zichtbaar op deze afbeelding, er zijn tien knikkers die apart van elkaar zijn geplaatst en andere met veel ruimte ertussen. Een kind in de vorige preoperationele fase zal zeggen dat er meer knikkers zijn. Omdat ze verder uit elkaar staan, lijken ze voor het kind talrijker te zijn. Een kind in de concreet-operationele fase kan logisch denken en ziet zo dat de hoeveelheid knikkers niet is toegenomen. Hetzelfde geldt voor het gieten van water in een glas met een andere vorm. De vorm is veranderd, maar de hoeveelheid is hetzelfde gebleven, wat logisch denken vereist. In de preoperationele fase zal een kind zeggen dat er meer water is als het in een dunner en langer glas wordt gegoten. Het logisch denken beperkt zich in deze fase tot taken die met eigen ogen waarneembaar zijn zoals bij de voorbeelden van water en knikkers. Wanneer ze moeten abstraheren en hun verbeeldingskracht moeten gebruiken om problemen op te lossen, wordt het lastig. Als je in deze fase aan de leerlingen vraagt: “Emma is groter dan Tim, Tim is groter dan Fatma” Wie is de langste? Ze zullen deze taak buitengewoon moeilijk vinden.

In de laatste fase, de formeel operationele fase, die begint vanaf ongeveer 12 jaar oud, kunnen kinderen beginnen te denken in hypothesen. Ze zijn in staat om te denken buiten wat strikt beperkt is tot de objectieve realiteit. Als ze nu wordt gevraagd wie er groter is in het voorbeeld met Emma, ​​Tim en Fatma, zullen ze kunnen beweren dat Emma de langste persoon is. Als de volgende vraag wordt gesteld: “We handhaven de regel dat je een glas met een veertje kunt breken” en nu zal iemand genaamd Roland met de veer op het glas slaan, wat gebeurt er? Een kind in de pre-operationele fase zal antwoorden dat het glas heel blijft omdat de regel puur hypothetisch is en geen nauwkeurige weerspiegeling van de werkelijkheid om hen heen. In deze laatste fase krijgt het kind meer ruimtelijk inzicht en heeft het meer controle over de eigen cognitie. Een kind leert bijvoorbeeld hoe te leren, oftewel metalearning. Ze hebben echter nog steeds hulp nodig van een leraar in dit proces. Ze worden zich meer bewust van hun eigen emoties en leren afstand te nemen van hun emoties. Ze zijn beter in staat om naar iets toe te werken wat ze niet leuk vinden om te doen. Ze zijn zich ook veel meer bewust van het effect van hun acties op een situatie.

Hier ziet u een verschil tussen de concrete operationele fase en de formele operationele fase. Maar hoe is deze informatie nuttig in een klaslokaal? Vooral aan het begin van de middelbare school zie je leerlingen die van de concreet-operationele fase naar de formeel-operationele fase gaan. De ene student kan de andere overtreffen als het gaat om abstract denken en logisch denken. Bovendien kan een leerling beter zijn in het formuleren van argumenten, schrijven of spreken voor de klas. U kunt deze verschillen verklaren door afbeeldingen als voorbeelden te gebruiken om abstracte concepten uit te leggen of door concrete voorbeelden te gebruiken om abstracte concepten te belichamen. U kunt de leerlingen ook vragen de leerstof samen te vatten. In dat geval kan worden waargenomen of de studenten de stof daadwerkelijk begrijpen of niet. Bij leerlingen die zich in de concrete operationele fase bevinden, kan het helpen om video’s van situaties te laten zien of die situaties in het echte leven na te bootsen om ze tastbaarder te maken. Zoals gezegd wordt in deze fase de controle over de eigen cognitie vergroot. Leren leren of vooruit plannen, bewuster worden van de eigen emoties en er afstand van nemen is geleerd. Als docent is het dus nuttig om hen te leren hoe ze hun eigen leerproces kunnen sturen. Hoe moeten ze vooruit plannen? Denk bijvoorbeeld aan het maken van een planning met hen of het aanleren van andere nuttige metacognitieve vaardigheden zoals bewust worden van hun eigen gedrag en de consequenties daarvan. Wilt u hier meer over weten, zoek dan informatie op over executieve functies.

Concluderend ging deze video over de vier ontwikkelingsstadia zoals beschreven door Jean Piaget. Tijdens de middelbare school zijn vooral de concrete operationele fase en de formele operationele fase van belang. In de concrete operationele fase gaan leerlingen logisch nadenken en de punten met elkaar verbinden. Dit doen ze met leermateriaal dat niet te abstract is en goed waarneembaar. In de formeel-operationele fase gaan studenten abstracter denken en kunnen ze hypothetisch denken. Bovendien zijn ze meer geneigd zichzelf objectief te observeren om hun eigen gedrag te beoordelen.

Wil je meer weten over de cognitieve ontwikkeling van Piaget, bekijk dan de tweede video over de cognitieve ontwikkelingstheorie.

Andere video’s van Eenmeesterinleren.nl

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *