Het Directe Instructiemodel (DI-model): 6 stappen voor het geven van een goede instructie!
Auteur: Basten Berg
Gepubliceerd: 11 september 2024
Redacteur: Gezocht
‘Wil je dit artikel redigeren? Dat kan! Heb je een foutje gevonden of mis je informatie? Stuur dan een mail naar bastenberg@eenmeesterinleren.nl en help zo mee om het onderwijs te verbeteren.‘
Inhoudsopgave
- Inleiding
- Wat is het Directe Instructiemodel (DI-model)?
- Wat zijn de stappen van het Directe Instructiemodel?
- Welke directe instructiemodellen zijn er?
- Zijn Directe instructiemodellen docent gestuurd?
- Is het directe instructiemodel effectief?
Welkom op het platform eenmeesterinleren.nl. Een plek voor leraren, andere onderwijsprofessionals en iedereen die geïnteresseerd is in Directe Instructiemodel (DI-model).
Vanuit mijn achtergrond als leraar biologie, onderwijskundige en lerarenopleider schrijf ik artikelen en maak ik video’s om fundamentele theorieën over onderwijs, leren en lesgeven begrijpelijk aan te bieden. Op de community voor leraren vind je een overzicht van alle uitgewerkte theorieën, geordend per thema en een groep collega’s om samen mee te leren.
1. Inleiding
In dit artikel bespreken we het Directe Instructiemodel (DI-model), een bewezen en effectieve instructiemethode ontwikkeld door Siegfried Engelmann en Wesley Becker. zij publiceerde dit in het artikel Content, time, and direct instruction (Rosenshine, B. V. 1979). Het model heeft zijn sporen verdiend in de onderwijspraktijk en wordt veel gebruikt door docenten om leerresultaten te verbeteren. Ik behandel in dit artikel de verschillende fases van het model, evenals de voordelen en verschillende varianten van het model zoals EDI, ADI, IGDI en GRR.
‘Deze video is gewoon vrij te gebruiken! Link wel even naar ‘https://eenmeesterinleren.nl/di-model/‘
2. Wat is het Directe Instructiemodel (DI-model)?
Het Directe Instructiemodel (DI-model) werd in de jaren zestig ontwikkeld door Siegfried Engelmann en Wesley Becker.
Het Directe Instructiemodel richt zich op gestructureerde, duidelijke en systematische instructie die leerlingen stap voor stap door de lesstof leidt. Dit zorgt ervoor dat leerlingen op een effectieve manier nieuwe kennis en vaardigheden opdoen. Het Directe Instructiemodel bestaat uit zes duidelijk afgebakende fases die hieronder worden toegelicht.
3. Wat zijn de stappen van het Directe Instructiemodel?
het directe instructiemodel bestaat uit 6 fasen:
- Dagelijkse Terugblik
- Instrucite
- Begeleide inoefening
- Zelfstandige inoefening
- Periodieke terugblik
- Terugkoppeling
onder de afbeelding leg ik de fase één voor één uit.
Fase 1: Dagelijkse Terugblik
In de eerste fase wordt teruggekeken naar eerdere lessen. Dit zorgt ervoor dat de voorkennis van leerlingen wordt geactiveerd, waardoor de nieuwe lesstof beter kan worden opgenomen. Dit kan door een samenvatting van de voorgaande les, het controleren van huiswerk of het bespreken van gemaakte fouten.
Tip: Gebruik visuele hulpmiddelen zoals een mindmap of word cloud om de kernconcepten van de vorige les in beeld te brengen. Dit helpt leerlingen om de informatie beter te onthouden.
Fase 2: Instructie
In de instructiefase biedt de docent nieuwe leerstof aan. Dit gebeurt op een gestructureerde manier, waarbij de leerdoelen duidelijk worden benoemd. Belangrijk is dat de docent de lesstof in kleine, behapbare stappen presenteert, zodat leerlingen deze goed kunnen begrijpen. Lees voor meer informatie ook het artikel over Modeleren.
Tip: Gebruik digitale tools zoals Google Forms, Kahoot of Mentimeter om de stof interactief aan te bieden en direct feedback te krijgen op het begrip van leerlingen. Sluit deze fase af met controlevragen om te controleren of iedereen de nieuwe stof heeft begrepen.
Fase 3: Begeleide Inoefening
In deze fase oefenen de leerlingen onder begeleiding van de docent. Dit helpt om direct te controleren of de leerlingen de instructie begrepen hebben en wat extra uitleg nodig heeft. Docenten stellen veel vragen, bieden korte opdrachten en zorgen voor een hoge succeskans bij de leerlingen.
Tip: Gebruik korte, duidelijk gestructureerde taken, dit zorgt ervoor dat leerlingen succes ervaren, gemotiveerd blijven en vertrouwen krijgen in hun kunnen. Zie voor extra handvatten hiervoor ook het artikel over volledige instructie.
Fase 4: Zelfstandige Inoefening
In de vierde fase gaan de leerlingen zelfstandig aan de slag met de opdrachten. De ondersteuning van de docent wordt verminderd. Let op: de ondersteuning is minder maar een actieve houding van de docent maakt deze fase effectief. Anders gezegd je bent geen instructie aan het geven, maar zeker niet vrij!
De rol van de docent wordt in deze fase vaak als coachend of facilitator beschreven. Het nadeel van de term coach is dat deze nogal bevlekt is in het onderwijs. Ik noem leraren in deze fase daarom facilitator van het leerproces. Gebruik je tijd als facilitator, goed en geef feedback, uitleg, aanmoediging en extra uitdaging aan alle leerlingen!
Tip: Hoewel de leerlingen zelfstandig werken, is het belangrijk om als docent beschikbaar te blijven voor vragen. Focus je op het geven van directe feedback en extra uitdagingen voor leerlingen die sneller werken. Het is voor het laten slagen van deze fase ook weer van belang dat leerlingen weten wat de bedoeling is en wat er van hen verwacht wordt door middel van volledige instructie en individuele aansprakelijkheid.
Fase 5: Periodieke Terugblik
Tijdens de periodieke terugblik wordt samen met de leerlingen teruggekeken op het geleerde over een langere periode, zoals een lesweek of hoofdstuk. Dit helpt om de kennis te consolideren en te controleren of de leerlingen de stof beheersen.
Tip: Gebruik klassikale quizzes of interactieve opdrachten om het begrip te toetsen. Dit houdt de leerlingen betrokken en geeft je als docent direct inzicht in eventuele hiaten in hun kennis.
Fase 6: Terugkoppeling
De laatste fase draait om het geven van feedback op het leerproces. Hier worden vragen gesteld zoals: Wat ging goed? Wat kan beter? Dit is het moment om de leerlingen te motiveren en richting te geven aan hun verdere leerproces.
Tip: Feedback moet een constante factor zijn, niet alleen aan het einde van de les. Geef regelmatig korte, constructieve feedback tijdens de verschillende fases van de les om leerlingen gemotiveerd te houden.
4. Welke directe instructiemodellen zijn er?
Het directe instructiemodel is in de loop van de tijd verschillende kanten op ontwikkeld. Daaruit zijn afgeleiden van het originele directe instructiemodel (DI-model) zoals het Effectieve directe instructiemodel (EDI-model), het Actieve directe instructiemodel (ADI-model), het Interactieve gedifferentieerde directe instructiemodel (IGDI-model) en het Gradual release of responsibility model (GRR-model) ontstaan. Hierbij is de basis van het DI behouden gebleven. Al deze versies van het model geven invulling aan het vraagstuk welke fases een effectieve les heeft. De afgeleide modellen geven hier wel allemaal hun eigen focus aan (CPS). Ik behandel de verschillende modellen kort en vertel je voor welke situatie de modellen geschikt zijn. Wil je meer weten dan heb ik er per model een artikel geschreven dat je kunt lezen:
- Directe instructie model (DI-model)
- Effectieve directe instructiemodel (EDI-model)
- Actieve directe instructiemodel (ADI-model),
- Interactieve gedifferentieerde directe instructiemodel (IGDI-model)
- Gradual release of responsibility model (GRR-model)
Wat moet ik weten over de verschillende directe instructiemodellen?
Belangrijk om te weten is dat de verschillende modellen vaak door elkaar gehaald worden. Meestal gaat verwarring over het DI en het EDI model omdat het EDI-model bedoeld is als een, op onderzoek gebaseerde, verfijning van het klassieke DI-model. Het EDI-model is geschikt wanneer je iets voor de eerste keer uitlegt of wanneer de leerlingen in de groep moeite hebben met de stof, waardoor een expliciete instructie gewenst is.
Voor sterkere leerlingen kan de instructie volgens het EDI-model soms te uitgebreid zijn. Deze leerlingen willen en kunnen meer zelfontdekkend en actief met de lesstof aan de slag. In dat geval is ADI-model een geschikter model. Omdat de leerlingen de stof in dit model eerder actief gaan verwerken en de verschillende lesfasen in interactie met de docent doorlopen worden.
Het IGDI-model is aan te raden wanneer er grote verschillen tussen de leerlingen zijn. Omdat de interactie en differentiatie tijdens de instructie en de begeleide inoefening in het IGDI-model centraal staan.
Het GRR-model richt zich meer op het sturingsaspect en het geven van passende instructie met als doel de leerling onafhankelijk te maken.
Kan ik de instructiemodellen door elkaar gebruiken?
De modellen kunnen zonder veel problemen gecombineerd worden omdat ze dezelfde oorsprong kennen. Dit maakt dat je niet altijd een strikte keuze hoeft te maken. Sterker nog, door de modellen te combineren, wordt je instructie misschien nog wel effectiever. Denk bijvoorbeeld aan een les waarin de zwakkere leerlingen expliciet instructie krijgen via EDI. Via formatief toetsende werkvormen controleer je dan in de kleine lesafsluiting welke leelringen een meer zelfstandig en actief verder aan kunnen. De minder sterkere leerlingen geef je parallel via de IGDI-aanpak een kortere uitleg. Ook deze groep verwerkt vervolgens de lesstof actief en zelfstandig. Kortom, gebruik het model en de aanpak die past bij het type leerling en de situatie in jouw les.
5. Zijn Directe instructiemodellen docent gestuurd?
Het directe Instructiemodel geeft ook invulling aan welke mate van sturing er plaatsvindt tijdens de les. Het model wordt vaak docent gestuurd genoemd, maar dat klopt niet. Het DI-model gaat uit van een combinatie van docentsturing en leerlingsturing in de les. Waarbij gestart wordt met een hoge docentsturing is die vervolgens geleidelijk overgaat in gezamenlijke sturing en/of leerlingsturing. Bekijk voor de context over docent sturing het artikel over leraargestuurd, leerlinggestuurd of gedeeld gestuurd.
6. Is het directe instructiemodel effectief?
De meeste onderzoeken zijn het eens over de effectiviteit van het DI-model. Dus dat is mooi! De sterkste effecten worden gevonden bij leerlingen met leerachterstanden. Het verschil in effectiviteit tussen de verschillende versies van het DI model is niet goed te onderscheiden. Ik raad je dan ook aan om de versie van het model te gebruiken die het beste past bij wat je beoogt met jouw les.
Voor het effectief inzetten van het DI-model is het juiste leraargedrag ook van belang. Effectieve leraren maken in het DI-model ook gebruik van de tien effectieve instructieprincipes van Rosenshire. Dit zijn zijn: Herhalen wat eerder geleerd is, leermateriaal opdelen in stappen, veel vragen stellen, modeling, Leerlingen begeleiden bij het oefenen, na gaan of leerlingen de stof echt begrepen hebben, zorgen dat leerlingen succes tonen, scaffolds bieden bij moeilijke taken, zelfstandige oefening eisen en het regelmatig activeren van eerder geleerde kennis. Meer uitleg over deze tien instructieprincipes die elke leraar zouden moeten kennen vind je het artikel over de instructieprincipes van Barak Rosenshine.
Speciaal voor het implementeren van het EDI-model in de onderwijspraktijk heb ik een lesvoorbereidingsformulier ontworpen. Je kunt het formulier downloaden via de community voor leraren. Hieronder vindt je de link naar de community.
Op zoek naar praktische kennis over onderwijs en
een betrokken groep collega’s om samen mee te leren?
“Al je vragen over onderwijs, leren en lesgeven snel en op een pek beantwoord door
collega’s en andere experts”
‘Heb je vanuit je expertise of ervaring aanvullingen of kritiek op het artikel? Deze input is altijd welkom! Stuur dan een mail naar support@eenmeesterinleren.nl, zodat we informatie toe kunnen voegen of de fout kunnen herstellen!‘