Hoe zit dat nou precies? metacognitie, metacognitieve vaardigheden, zelfregulatie en zelfregulerend leren
Auteur: Basten Berg
Gepubliceerd: 2/12/2023
Redacteur: Gezocht
“Wil je dit artikel redigeren? Dat kan! Heb je een foutje gevonden of mis je informatie? Stuur dan een mail naar bastenberg@eenmeesterinleren.nl en help zo mee om het onderwijs te verbeteren.”
Inhoudsopgave
- Wat is Metacognitie?
- Welke metacognitieve vaardigheden zijn er?
- Hoe ontwikkel je Metacognitie?
- Wat is zelfregulatie en zelfregulerend vermogen?
- Welke factoren beinvloeden Zelfregulerend leren?
- Hoe ontwikkel je Zelfregulatie?
- Wat is het verschil tussen Executieve functies, Metacognitie en Zelfregulatie?
Welkom op het platform eenmeesterinleren.nl. Een plek leraren, andere onderwijsprofessionals en iedereen die geïnteresseerd is in Metacognitie, metacognitieve vaardigheden, Zelfregulatie en zelfregulerend leren. Vanuit mijn achtergrond als biologie leraar, onderwijskundige en lerarenopleider schijf ik artikelen en maak ik video’s fundamentele theorieën over onderwijs, leren en lesgeven begrijpelijk aan te bieden. Op de community voor leraren vind je een overzicht van alle uitgewerkte theorieën geordend per thema en een groep onderwijsprofessionals waar je je inhoudelijke vragen aan kunt stellen.
1. Wat is Metacognitie?
Metacognitie is de kennis over het eigen denken en leren. Metacognitie kan gaan over de drie verschillende soorten kennis namelijk:
- Declaratieve kennis: dit is feitenkennis, algemene kennis of persoonlijke kennis.
- Procedurele kennis: dit is kennis over hoe je iets moet doen
- EN Situationele kennis: dit is kennis over wanneer en waarom je welke kennis moet gebruiken.
Voor meer uitleg over de kennis soorten kun je ook het artikel over kennis soorten van Paris & Cunningham lezen.
‘Deze afbeelding is gewoon vrij te gebruiken! Link wel even naar https://eenmeesterinleren.nl/metacognitie-en-zelfregulatie/‘
Metacognitie is het strategisch toepassen van deze drie soorten kennis, om doelen te bereiken en problemen op te lossen. Een leerling reguleert het proces van denken en leren met metacognitieve vaardigheden. Drie belangrijke metacognitieve vaardigheden zijn: plannen, monitoren en evalueren. Ik zal de metacognitieve vaardigheden een voor een kort toelichten.
‘Deze video is gewoon vrij te gebruiken! Link wel even naar https://eenmeesterinleren.nl/metacognitie-en-zelfregulatie/‘
2. Welke metacognitieve vaardigheden zijn er?
Als eerste de metacognitieve vaardigheid plannen
Plannen gaat over zaken zoals: goed kunnen inschatten hoelang een bepaalde opdracht duurt, gestructureerd werken, hoofd- en bijzaken in een opdracht kunnen onderscheiden en weten welke stappen nodig zijn voor het afronden van een opdracht.
Een docent heeft verschillende mogelijkheden om leerlingen te ondersteunen bij het plannen. Voorbeelden hiervan zijn: ondersteunen bij het doelen stellen door de SMART theorie te gebruiken, te ondersteunen door de opdrachten voor de leerlingen op te delen, te ondersteunen door prioriteiten te stellen aan de hand van de Kwadranten van Covey en te ondersteunen door de tijd te bewaken. Bekijk voor meer informatie bijvoorbeeld ook de video over SMART doelen stellen.
Als tweede de metacognitieve vaardigheid monitoren
Monitoren gebeurt tijdens het leerproces. Leerlingen die bezig zijn om het eigen leerproces te monitoren stellen zichzelf dan ook vragen zoals: ”Lig ik nog op schema?”, “Heb ik al voldoende gedaan?”, “Doe ik de juiste dingen?” of “Begrijp ik nog wat ik aan het doen ben”.
Het maken van zelftests, nakijken van eigen werk of elkaar overhoren zijn activiteiten die horen bij het proces van monitoren.
Leerlingen die zichzelf niet monitoren tijdens het leren, hebben dat waarschijnlijk nooit geleerd of denken dat monitoren nutteloos is.
Leerlingen zijn vaak vooral gericht op het afronden van hun taak. Het ‘afvinken’ van opdrachten is op dat moment belangrijker dan iets van de opdracht leren. Het komt ook voor dat leerlingen een opdracht te makkelijk vinden of onterecht denken dat een opdracht makkelijk is, waardoor monitoring niet plaatsvindt.
Veel leerlingen leren niet vanzelf om te monitoren. Het is dus aan de docent het om het belang aan te geven van monitoren en leerlingen te helpen bij het aanleren hiervan. Er zijn verschillende manieren om leerlingen beter te leren monitoren, bijvoorbeeld het doen van een zelftest, het stellen van vragen, het laten oordelen over eigen leren en een logboek bijhouden.
En als derde de vaardigheid evalueren
Evalueren vindt plaats aan het einde van het leerproces en richt zich op het succes van de gebruikte cognitieve strategieën. De vraag wat er meegenomen kan worden uit het geleerde staat hierin centraal.
Leerlingen die evalueren lezen een opdracht of een verslag nog een keer na voordat ze het inleveren, denken na over wat er goed ging, wat er de volgende keer beter kan ook nemen ze na een beoordeling de moeite om te kijken naar hun antwoorden.
Er zijn verschillende manieren om leerlingen beter te leren evalueren. Bijvoorbeeld door vragen te stellen, een toets bespreken of door het eigen werk na te laten kijken.Het is belangrijk dat de docent zorgt dat zijn leerlingen vaak en juist evalueren, zodat zij leren van hun fouten en successen. Evalueren kan het beste gericht worden op het proces en de inhoud en minder op de prestatie. Als docent is het dus zaak om te focussen op WAT de leerlingen hebben geleerd en HOE zij dit hebben geleerd en juist niet te focussen op het feit DAT ze het geleerd hebben EN het cijfer dat behaald is. Help leerlingen om het leren centraal te zetten en NIET het afronden van de taak. Dit kun je bijvoorbeeld doen door de metacognitieve vaardigheden te verwerken in de leerdoelen van de les.
3. Hoe ontwikkel je Metacognitie?
Voor het aanleren van metacognitie bestaan een aantal richtlijnen. We weten dat het aanleren van metacognitie het beste werkt in een vakspecifieke context en onder begeleiding van een leraar, en hierbij is het ook belangrijk dat het op een systematisch georganiseerde manier gebeurt. Een leraar moet immers veel dingen tegelijk doen tijdens het lesgeven, daardoor kan het moeilijk zijn om tegelijkertijd het leerproces van de leerlingen in de gaten te houden, dit leerproces te faciliteren en ook nog eens een rolmodel te zijn in het toepassen van metacognitieve vaardigheden.
Het aanleren van metacognitieve vaardigheden werkt daarom het best als je deze heel gestructureerd en stapsgewijs aanpakt in je les. Om deze structuur in je les te krijgen is aan te raden om een vast model te gebruiken wanneer je metacognitieve vaardigheden wil aanleren. Het directe instructie model of een variant hierop is een voorbeeld van zo’n structuur.
4. Wat is zelfregulatie en zelfregulerend vermogen?
Zelfregulatie is het proces dat we als mensen gebruiken om onze gedachten, gedrag en emoties te activeren en in stand te houden om onze doelen te bereiken.
‘Deze video is gewoon vrij te gebruiken! Link wel even naar https://eenmeesterinleren.nl/metacognitie-en-zelfregulatie/‘
Zelfregulerend vermogen bestaat volgens De Jong & Simons (1990) uit:
- vaardigheden om je eigen leerproces voor te bereiden;
- vaardigheden om de benodigde stappen te nemen om te kunnen leren;
- vaardigheden om je eigen leerproces te reguleren;
- vaardigheden om je eigen werk te beoordelen en feedback te kunnen organiseren;
- vaardigheden om geconcentreerd en gemotiveerd te blijven.
Binnen de genoemde vaardigheden komen zowel plannen, monitoren als evalueren voor, waardoor zelfregulerend leren in hoge mate vraagt om metacognitieve vaardigheden. Hierbij richt metacognitie zich meer op de kennis over het eigen denken en leren (het weten) en gaat zelfregulatie meer over het gedrag dat ontstaat door interactie met de omgeving (het doen).
Leerlingen met voldoende zelfregulerend vermogen hebben de kennis en vaardigheden om te bepalen wat ze moeten leren, hoe ze moeten leren en hoe ze hun leerproces kunnen evalueren en bijsturen. Zie de afbeelding ter illustratie. Je ziet hier het effect van een verschil in zelfregulerend vermogen op het leerproces.
‘Deze afbeelding is gewoon vrij te gebruiken! Link wel even naar https://eenmeesterinleren.nl/metacognitie-en-zelfregulatie/‘
Wanneer leerlingen kennis hebben over hun eigen denken en leren, en dit inzetten natuurlijk, dan heeft dit een positief effect op hoe goed en hoe snel zij leren. Kortom het leerproces van de leerling wordt daarmee succesvoller.
5. Welke factoren beinvloeden Zelfregulerend leren?
De mate waarin leerlingen zelfregulerend kunnen leren verschilt enorm van leerling tot leerling. Er zijn drie factoren die de mate van zelfregulatie beïnvloeden: kennis, motivatie en zelfdiscipline. ik zal de factoren één voor één kort toelichten.
Als eerste factor Kennis
De mate van zelfregulatie word hoger wanneer leerlingen voldoende kennis hebben over zichzelf, het onderwerp, de opdracht, de meest effectieve leerstrategieën en de context waarin het leren plaatsvindt. Zij stellen zichzelf voortdurend vragen als “wat is het moeilijkst aan deze opdracht?”, “wat kan ik doen om gefocust te blijven?” en “wat kan ik doen om te onthouden wat ik heb geleerd?”.
Als tweede factor Motivatie
De mate van zelfregulatie word hoger wanneer leerlingen het leren zelf waarderen en niet alleen de prestatie. Het gaat dus om het leren en niet het af hebben van een opdracht of een cijfer van een toets. Verder weten de leerlingen waarom ze leren en maken ze daarin hun eigen keuzes. Motivatie wordt onder andere beïnvloed door de mate waarin een opdracht uitdagend is en de mate waarin een leerling voldoende zelfvertrouwen heeft om de opdracht goed te kunnen afronden (zie voor meer informatie ook het artikel over de Flowtheorie van Mihaly).
Het is voor de leraar dan ook belangrijk om de inspanning te belonen. Vermijdt om het absolute resultaat te belonen. Dit kan onder andere door persoonlijke feedback te geven en vergelijking met andere leerlingen tegen te gaan.
Als derde en laatste factor Zelfdiscipline en wilskracht
De mate van zelfregulatie word ook hoger wanneer leerlingen weten hoe zij zichzelf kunnen beschermen tegen afleiding, hoe zij om moeten gaan met tegenslag, angst of vermoeidheid en wat zij moeten doen om verleidingen te weerstaan. Anders gezegd; ze weten wat ze moeten doen tegen zaken die het werken en leren in de weg staan.
6. Hoe ontwikkel je Zelfregulatie
Voor het ontwikkelen van zelfregulatie zijn de onderliggende metacognitieve vaardigheden van groot belang. Het gaat om het vermogen om te plannen, te monitoren en te evalueren. Het begrip metacognitie en metacognitieve vaardigheden wordt aan het begin van dit artikel uitgelegd maar in het kader van het ontwikkelen van zelfregulatie is het goed om te weten dat je de leerlingen ondersteund in deze ontwikkeling door aandacht te besteden aan de ontwikkeling van deze metacognitieve vaardigheden.
Bijvoorbeeld door de leerlingen de gelegenheid te bieden om criteria op te stellen waarmee zij hun eigen leren kunnen beoordelen. Denk bijvoorbeeld aan rubric of ander beoordelingsinstrument met criteria voor de beoordeling van het hun eindproduct. Zie voor meer informatie ook het artikel over het gebruik van rubics. Het is hierbij erg belangrijk om de leerlingen tijdens het onderwijs de kans te geven om hun voortgang te toetsen aan deze criteria. Dus maak hier tijd voor in je lesplanning. Wanneer je geen gelegenheid biedt voor het beoordelen van eigen werk, blijft de beoordeling aan het einde liggen en verplaatst de focus niet van het eindproduct naar het leerproces. Als docent kun je dit ook stimuleren door samenwerking tussen peers en zogenaamde peer-feedback te organiseren.
7. Wat is het verschil tussen Executieve functies, Metacognitie en Zelfregulatie?
Het verschil tussen metacognitie, zelfregulatie en executieve functies ligt voornamelijk in hun focus en toepassingsgebied:
- Executieve Functies: Dit zijn de cognitieve processen die noodzakelijk zijn voor het reguleren van gedrag en het bereiken van doelen. Ze omvatten een reeks vaardigheden zoals planning, organisatie, werkgeheugen, flexibel denken, en impulscontrole. Executieve functies zijn fundamenteel voor veel aspecten van dagelijks functioneren en leren. Ze zijn als het ware de ‘bestuurders’ van het cognitieve systeem, die bepalen hoe, wanneer en op welke manier verschillende taken worden uitgevoerd.
- Metacognitie: Metacognitie richt zich specifiek op het zelfbewustzijn ten aanzien van cognitieve processen. Het gaat over het denken over het eigen denken. Dit omvat het begrijpen van de manieren waarop men leert, het vermogen om het eigen begrip en leerproces te monitoren, en het evalueren en aanpassen van benaderingen of strategieën om problemen op te lossen of te leren. Metacognitie is dus een reflectieve praktijk waarbij iemand zijn of haar eigen denkprocessen beoordeelt en beheert.
- Zelfregulatie: Zelfregulatie is breder dan metacognitie en omvat het beheersen van emoties, gedrag en cognitie om persoonlijke doelen te bereiken. Het gaat niet alleen om het denken over het denken, maar ook over het beheren van impulsen, het reguleren van emoties, en het volhouden van aandacht en inspanning. Zelfregulatie is dus gericht op het algehele vermogen van een persoon om zichzelf te sturen en te beheren in verschillende aspecten van het leven.
Kortom, terwijl executieve functies de brede reeks van cognitieve processen omvatten die nodig zijn voor zelfregulatie en doelgericht gedrag, focust metacognitie specifiek op het bewustzijn en begrip van iemands eigen denkprocessen, en zelfregulatie omvat de bredere regulatie van emoties, gedrag en cognitie. Metacognitie kan worden gezien als een onderdeel of aspect van de bredere categorie van zelfregulatie en executieve functies.
Een leven lang lesgeven doen docenten samen.
Al je vragen over onderwijs, leren en lesgeven snel en op een pek beantwoord door
collega’s en andere experts.
“Heb je vanuit je expertise of ervaring aanvullingen of kritiek op het artikel? Deze input is altijd welkom! Stuur dan een mail naar support@eenmeesterinleren.nl, zodat we informatie toe kunnen voegen of de fout kunnen herstellen!”